Van 21 tot 23 oktober jl. vond op de Linguïstische Staatsuniversiteit van Minsk het regionaal colloquium van DOEN plaats. De deelnemende delegaties kwamen uit Minsk, Pskov, Kiev, Moskou, Sint-Petersburg. Ook aanwezig waren Marc le Clercq en Maya Rispens van de Nederlandse Taalunie, Michail Yakovlevsky (coördinator van het Benelux Centrum in Moskou) en Wilken Engelbrecht (voorzitter van ‘Comenius’ uit Olomouc, Tsjechië).
Het thema van het colloquium, ‘Interculturaliteit’ kwam al meteen aan de orde in de openingsspeech van de heer Gorlatov, prorector van de MGLU, die het spits afbeet met zijn lezing ‘Interculturaliteit als factor van interlinguale communicatie’. Daarna kwamen uit de mond van diverse sprekers de meest uiteenlopende onderwerpen aan de orde. Een kleine greep: nationale stereotypen, allerhande vertaalkwesties, het Nederlandse zuilensysteem, de Vlaamse identiteitsvorming, Nederlandse en Oost-Europese zuinigheid, diverse aspecten van de multiculturaliteit in de Nederlandse samenleving, maar ook linguïstische fenomenen als überhaupt en sowieso in het Nederlands, infinitiefconstructies, afkortingen en nog veel meer. De bijdrage van Bas Lohman over folklore in de Russische cultuur en de stiefmoederlijke behandeling die folklore in Nederland traditioneel ten deel valt, vormde een fraaie afsluiting van de lezingen.
De meeste voordrachten werden voor alle deelnemers in de conferentiezaal gehouden, maar in de namiddag van dag twee was er – vermoedelijk wegens tijdgebrek – voor gekozen om de sprekers en toehoorders in twee groepen aan het werk te zetten. Enerzijds was het jammer dat men daardoor een deel van de lezingen moest missen, maar anderzijds kwam de intimiteit van een kleinere groep ten goede aan de discussie en interactie tussen de sprekers en het publiek.
Verder bood het colloquium niet alleen ruimte aan lezingen maar ook aan de presentatie van nieuwe studieboeken en woordenboeken (in wording) en aanbevolen studiematerialen – nuttig voor zowel docenten als studenten.
Een groot compliment aan de organisatie van het colloquium is hier op zijn plaats. Alles was tot in de puntjes geregeld. Wel was er bij de organisatoren enige overdreven angst te bespeuren dat de deelnemers honger zouden lijden: de tussenpozen tussen de koffietafels, lunches en diners duurden nooit langer dan twee uur. Ook het slotdiner mocht er zijn: rijkelijk en zeer gezellig, vooral toen enkele heren aan het zingen sloegen.
Het uitstapje naar Doedoedki op zaterdag was het sluitstuk van de bijeenkomst. In dit sympathieke openluchtmuseum, gelegen op een klein uur rijden van Minsk, loodste een montere gids ons in rap tempo langs tal van Wit-Russische ambachten, om te beginnen langs de distilleerderij, waar we al op een vroeg tijdstip pittige wodka met donker brood, zoute augurken en honing tot ons namen. In de smidse werd Bas Lohman (zoals wij inmiddels wisten een kenner van folklore) aan de blaasbalg gezet en hielp hij mee aan het smeden van een hoefijzer. Daarnaast kregen we uitleg over de vervaardiging van brood, lemen fluitjes, gedraaide potten en nog veel meer. We maakten een ritje met paard en wagen, bezochten een kerk en aansluitend gebruikten we de lunch in een nabijgelegen rustieke gelegenheid. Daarna werden we per bus teruggebracht naar Minsk, waar we na een hartelijk afscheid allemaal ons weegs gingen.
Aai Prins